Hoofdstuk 2


Het Boze Oog






Toen Dirk de volgende ochtend weg wilde rijden stond Nora met een koffer in de hand klaar om haar huis te verlaten. Ze zag er moe en angstig uit.
'Wat is er?' vroeg hij.
'Ik ga weg,' zei ze.
In de loop van de nacht had iemand een kei door een van haar ruiten gegooid. Nora liet hem zien. Er stond een dreigend oog op getekend. Het was een waarschuwing van haar ontvoerders. De lange met zijn donkere bril had immers over het boze oog gesproken. Hoe ze er achter gekomen waren dat ze had gepraat was een raadsel. Nora vond het beter een poosje te verdwijnen.
Dirk stelde voor haar weg te brengen. Dan hoefde ze haar zware koffer niet naar de bushalte te slepen.
'Dat is erg lief van je,' zei Nora dankbaar.
'Waarheen?' vroeg Dirk.
'Naar mijn kantoor. Ik ben nu al te laat.'
Het verkeer was zo druk dat ze maar langzaam opschoten. Toen Dirk in een opstopping voor een verkeerslicht stond wilde hij Nora wat zeggen. Maar terwijl hij zich naar haar keerde, dook ze in elkaar, zodat ze van buitenaf niet gezien kon worden. Dirk stuurde de auto direct naar een vrije plaats langs het trottoir, maar merkte niet dat hij daar niet mocht parkeren.
'Nora, wat heb je?' vroeg hij ongerust.
Ze kwam voorzichtig overeind, net zover tot ze over de onderkant van het portierraam kon kijken.
'Dat is hij!' mompelde ze geschrokken.
'Wie?'
'De man die mijn straalkacheltje gestolen heeft.'
'Waar?'
'Daar!' Nora drukte haar wijsvinger tegen de ruit, in de richting van een man die naar het postkantoor ging. Die met het hoedje en de zonnebril.'
Dirk stapte vlug uit en liep het postkantoor binnen. Hij zag de man nog net in een telefooncel verdwijnen. Dirk ging in de cel ernaast en drukte zijn oor tegen het tussenschot. Hij moest zich erg inspannen om iets op te kunnen vangen.
'Hallo, Meck aan de lijn,' telefoneerde zijn buurman. Daarna sprak de man enkele zinnen te zacht om ze te kunnen verstaan, luisterde op zijn beurt en zei wat luider:
'Daar zullen we wat op moeten vinden.'
Het antwoord aan de andere kant van de lijn scheen hij niet bijzonder leuk te vinden, want hij vloekte en mopperde:
''t Schijnt ons voor de duivel niet mee te zitten...!'
Op dat ogenblik begon beatlemuziek het al niet te duidelijke gesprek helemaal te overstemmen. Dirk ging zijn cel uit en trok de deur open van de andere cel, waar het lawaai vandaan kwam. Een jonge kerel liet een transistor bandrecorder voor de telefoonhoorn afspelen.
'Kan dat niet wat zachter?' riep Dirk. 'Ik kan geen bliksem verstaan.'
De jongeman droeg erg lang haar. Van opzij leek hij daardoor op en meisje met een te grof gesneden gezicht. Maar toen hij zich in zijn volle lengte oprichtte en zich naar Dirk keerde deed hij helemaal niet meer aan een meisje denken. Het was een forsgebouwde reus met blonde leeuwemanen. Hij gaf Dirk een duw en sloot de deur weer.
Intussen waren voor het kantoor twee agenten de auto genaderd, waarin Nora weggedoken zat. Een der agenten wees naar het parkeerverbod:
'U mag daar niet parkeren, juffrouw.'
'De eigenaar is in het postkantoor,' antwoordde Nora in de war.
'Gaat u hem dan maar gauw waarschuwen.'
'Het spijt me,' stamelde Nora. 'De hak van mijn schoen is gebroken,' loog ze. Voor geen geld wilde ze het postkantoor binnengaan, zodat de man met de zonnebril haar zou zien.
De agent kreeg het vermoeden dat er iets niet in de haak was.
'Hoe heet de eigenaar van de auto?' vroeg hij achterdochtig.
'Dirk... Dirk Talboom.'
Terwijl zijn collega bij de auto bleef, ging de agent het postkantoor binnen en zag Dirk de celdeur van zijn muzikale buurman weer opengooien. Want zo was Dirk. Als hij zich driftig maakte, stond hij voor niets, zelfs niet voor een reus met leeuwemanen. Maar deze vond het nu welletjes. Hij pakte Dirk bij zijn overhemd op de borst vast.
'Kijk 's makker...' begon hij, juist toen Meck uit zijn cel kwam. Dirk sloeg de hand van zijn tegenstander weg om Meck te kunnen volgen. De kerel sloeg terug. Dirk verloor zijn evenwicht, viel achterover en stootte daarbij een boodschappentas van een tafel. Een aantal eieren en een melkfles vielen stuk. Aardappelen en fruit rolden over de grond.
Meck had eerst geamuseerd toegekeken, maar toen hij zag dat een agent op de herrie afkwam verdween hij als een aal tussen de toeschouwers. De jonge kerel met de bandrecorder had ook al het hazepad gekozen. Dirk wilde Meck volgen, maar de vrouw met de tas hield hem op. Ze schold Dirk uit voor onhandige bliksem zonder manieren. De mensen die haar hielpen de koopwaar op te rapen schimpten met haar mee en gaven luid hun afkeuring te kennen.
De binnenkomende agent, die alles had gezien, versperde Dirk de weg toen hij Meck wilde volgen. Dirk probeerde nog onder de arm van de agent door te duiken, maar deze was hem te vlug af.
'Laat me los!' riep Dirk, die trachtte zich vrij te maken. 'Ik ben Dirk Talboom.'
'Dat treft. Die zoek ik juist,' ze de agent en wilde hem de mantel uitvegen omdat hij zijn auto op een verboden plaats had geparkeerd.
'Ik ben de zoon van commissaris Talboom!' riep Dirk in een laatste poging om de situatie te redden.
'Al was je de zoon van de minister-president...!'
Ten einde raad lichtte Dirk de agent een beentje en liep het postkantoor uit. De agent blies op zijn fluitje en spurtte hem na. Op het fluitsignaal kwam zijn collega, die bij de auto was gebleven, naar de ingang van het postkantoor lopen, terwijl Dirk naar buiten rende. Ze botsten tegen elkaar op en vielen samen op straat. Er kwam nog een derde agent op het gefluit af. Bij de worsteling die daarop ontstond verloor Dirk allebei zijn hemdsmouwen. Hij moest het tenslotte opgeven tegen de overmacht. Dirk keek uit naar Nora, maar de auto was leeg. Ze had van de herrie gebruik gemaakt om stilletjes te verdwijnen.

Talboom monsterde ironisch zijn zoon, die voor hem zat met een overhemd zonder mouwen, verwarde haren en een besmeurd gezicht. Dirk drukte een zakdoek tegen zijn bloedende neus.
'We krijgen onze toekomstige detective in keurige toestand terug...!' grinnikte Talboom. '...En met liefst vier bekeuringen.' Hij raadpleegde het proces-verbaal: 'Verboden parkeren, beschadiging van particuliere eigendommen, ordeverstoring, verzet tegen de politie...'
'Daarbij is die Meck me nog ontsnapt ook op de koop toe!' mopperde Dirk. 'Stomme geschiedenis!'
'Stomme aanpak vooral.'
'Jij hebt makkelijk praten achter je bureau...!'
'Ik doe het werk waarvoor ik geschikt ben,' zette Talboom hem op zijn nummer, 'en jij moet nog bewijzen dat je geschikt bent voor wat jij wilt aanpakken.'
Er volgde een stilte waarin het slechte humeur van Dirk vlug zakte. Hij bekende toen schuldbewust:
'Mijn eerste actie is een grote mislukking geworden.'
'Het risico van het vak, mijn zoon. Dat zal je nog wel eens overkomen, tenminste als je bij je keuze blijft.'
'Natuurlijk!' antwoordde Dirk.
'Wel... dan lijkt het me het beste dat je een poosje met Axel Nort gaat samenwerken om ervaring op te doen.'
Dirk sprong verheugd op. Dat was nu weer zijn vader op zijn best.
'Dat is tof van je, pa,' zei hij dankbaar.
'Maar je betaalt je gescheurde kleren, de schade en de bekeuringen van je zakgeld,' waarschuwde Talboom.
De commissaris haalde een envelop uit de la en zei: 'Dit is voor Nort. Ga ze hem zelf brengen. Zijn adres staat erop; Groendreef 17.'
Dirk nam de envelop. Hij wist dat Nort doctor in de rechten was en dat hij zich bezighield met speurwerk van gerechtelijke aard, zonder eigenlijk bij de politie te horen. Dirk vond het ogenblik geschikt om iets meer over deze geheimzinnige persoon te vernemen.
'Is Nort privi-detective, vader?' vroeg hij.
'Misschien zouden we hem privi-detective kunnen noemen,' antwoordde Talboom na een aarzeling, 'maar dan van een speciaal formaat.'
Hij vervolgde op gewichtige toon: 'Ik heb van hogerhand instructies gekregen om Axel Nort alle nodige inlichtingen en steun te geven bij zijn onderzoek... Dit is strikt geheim en blijft tussen ons... Ga nu maar. De envelop bevat zo'n inlichting.'

Dirk stopte voor nummer 17 in de Groendreef. Het was een ruime villa. Hij ging door de voortuin naar het huis en belde aan. De voordeur zwaaide geruisloos open. Dirk wachtte verwonderd en keek in de hal. Niemand te zien. Toen klonk er een geheimzinnige stem:
'Komt u binnen!'
Zodra Dirk in de hal was hoorde hij een gezoem en de deur sloeg achter hem dicht. Dirk probeerde de kruk. De deur scheen niet op een normale manier open te gaan. De stem zei uitnodigend:
'Gaat u verder.'
Dirk gehoorzaamde met groeiende verbazing. Bij het binnenstappen van de woonkamer hoorde hij weer een zacht zoemen en het klikken van een fijne mechaniek. Het geluid zwol lichtjes aan toen Dirk in het midden van de kamer ging staan. Er schoven twee grote panelen in de wand voor hem open. In de ruimte daarachter stond een orkerstrion, een soort automatische piano voorzien van een trommel en andere muziekinstrumenten. Een hels spektakel barstte los. Het orkestrion speelde de 'Koekoekswals', een succesnummer uit de tijd toen het ding het nieuwste wonder was op het gebied van mechanische muziek. Overdonderd door het lawaai week Dirk terug en stootte tegen Nort aan, die achter hem stond. Zijn gastheer ging naar een schilderijtje dat aan de muur hing. Het was in werkelijkheid het deurtje van een ondiepe ruimte waar een knop in verborgen zat. Nort drukte op de knop. Het muzikale lawaai hield op en de panelen schoven weer voor het orkestrion.
'Ik was net in mijn werkplaats bezig met iets dat ik niet kon neerleggen. Daarom heb ik je alvast binnengelaten,' zei Nort op een toon alsof er niets speciaals voorgevallen was.
Dirk volgde zijn voorbeeld. Hij deed precies of hij dat soort verwelkoming vanzelfsprekend vond. Dat is nog het beste als je ergens geen raad mee weet. Hij overhandigde de envelop.
'Vader zendt u dit, mijnheer Nort.'
'Dank je Dirk.'
Hij opende de envelop, las de mededeling en bekeek vervolgens zeer aandachtig de twee ingesloten bladen. Het waren uittreksels van strafregisters, met foto en vingerafdruk.
'Een pluim voor commissaris Talboom,' prees Nort. 'Gisteren heb ik hem de knoop bezorgd, die we op straat hebben gevonden en de aansteker die Nora heeft opgeraapt. Hier hebben we het resultaat dat de vingerafdrukken op de voorwerpen opgeleverd hebben.' Hij gaf Dirk een blad door: 'Dit moet de man zijn met de sportieve jas, waar de knoop van werd afgerukt.'
'Dat is hij!' bevestigde Dirk, die Meck herkende.
Nort knikte: 'Nora heeft hem vanmorgen aangewezen. Je bent hem in het postkantoor gevolgd. Je hebt de zaak wat onhandig aangepakt, zodat hij kon ontsnappen.'
'Vader heeft u getelefoneerd!' riep Dirk uit.
Nort lachte. 'En nu even kijken wat ze over onze man vertellen.' Hij las: 'Antonio Morelli, alias Gerard Dulatin, alias Joe Humphrey, alias August Meckelbach...'
'Wat is zijn echte naam?'
'Waarschijnlijk geen van alle. Die jongens hebben meestal een reeks valse passen op verschillende namen. Hier opereert hij als August Meckelbach of kortweg Meck. Strafregister: drie jaar en zes maanden voor smokkel en oplichterij.'
Nort nam een tweede blad. 'De man van de aansteker: Armand Buffet of kortweg Buf. Heeft vijf jaar in de gevangenis gezeten voor heling, diefstal en inbraak.'
Nort stopte de documenten in een la. Hij veranderde ineens van onderwerp, alsof hij na een bijkomstig intermezzo een belangrijker kwestie aansneed.
'Kom je even mee naar mijn werkplaats?' vroeg hij en ging voor. Dirk volgde hem wat verwonderd. Hij was nog niet vertrouwd met de vreemde gedachtensprongen van zijn toekomstige leermeester.
De werkplaats was ruim. Er stonden machines voor hout- en metaalbewerking en een werkbank. In rekken hingen allerlei beitels, messen en lijmtangen voor het herstellen van snaarinstrumenten. Maar de meeste ruimte werd ingenomen door een bonte verzameling oude en nieuwe muziekinstrumenten. Dat was, zoals Nort al tegen Nora Pinters had gezegd, zijn liefhebberij.
Op de werkbank lag een viool, die aan de zijkant vol lijmtangen zat. Nort nam ze op en zei: 'Ik was net bezig het losgescheurde klankbord vast te lijmen.'
De aandacht van Dirk ging vooral naar de blaasinstrumenten, omdat hij zelf klarinet speelde. Hij haalde er een uit en probeerde een loopje.
'Mooie klank!' prees hij en hij begon een deuntje te spelen. Nort had een saxofoon opgenomen en begeleidde hem.
'Niet zo kwaad voor een eerste samenspel,' zei Nort toen ze op hielden.
Dirk liet de kleppen van de klarinet werken zonder te blazen. De opmerking van Nort gaf hem de gelegenheid te beginnen over wat hem de hele tijd op de tong had gelegen.
'U zou dus mijn hulp kunnen gebruiken bij uw onderzoek...' zei Dirk zonder op te kijken.
'Wat denkt commissaris Talboom ervan?'
'Vader vindt het goed.'
'Dan kunnen we het proberen.' Nort knipoogde. 'Maar ik leid het thema.' Het klonk schertsend en gemeend terzelfder tijd.
'Natuurlijk!' sloeg Dirk gretig toe. Hij voelde zich zo gelukkig met de gunstige gang van zaken dat hij bereid was met alles in te stemmen. Om hun overeenkomst te bezegelen begon Nort opnieuw te spelen en nu begeleidde Dirk op zijn beurt op de klarinet. Ze gingen er enkele minuten mee door, tot Nort plotseling ophield en zich naar Dirk keerde.
'Je moet Sam Suffie op gaan zoeken,' zei hij.
'Nu?'
'Dadelijk.' De ogen van Nort glinsterden. 'Het gebeurt wel vaker dat ik tijdens het musiceren op een idee kom,' verklaarde hij. 'Dat helpt mijn intuotie.'
Nort legde zijn instrument weg en vervolgde zakelijk: 'Jij gaat bij Sam proberen meer over het straalkacheltje te weten te komen. Dan ga ik intussen elders mijn licht opsteken. Zodra je met hem klaar bent, kom je hier terug.'
'Wat moet ik precies te weten komen?'
'Dat zal ik je dadelijk vertellen.'

Nog geen half uur later was Dirk bij Sam Suffie.
'Ik kom even met je praten, Sam, over dat straalkacheltje,' viel Dirk meteen met de deur in huis. 'Bij vergissing werd jouw koffertje met dat van een voorbijganger verwisseld.'
Sam knikte op zijn slome manier en zuchtte: 'Ik was niet gelukkig met die ruil.'
'Daarna heb je het straalkacheltje aan Elia verkocht,' ging Dirk voort.
'Juist.'
'Elia heeft het op haar beurt aan Nora Pinters verkocht.'
'Daar weet ik niets van.'
'Kort daarop werd het bij Nora gestolen...'
Sam klakte met de tong, terwijl hij meewarig het hoofd schudde, om zijn afkeuring voor zo'n gemene streek weer te geven.
'...We hebben alle reden om te geloven dat de man die het straalkacheltje gestolen heeft, dezelfde is die op straat tegen jou is aangebotst,' vervolgde Dirk. 'Hoe is die man er achter gekomen dat zijn straalkacheltje bij Nora Pinters was?'
Sam trok zijn schouders op.
'Wie zou het weten?'
'Jij!'
Het klonk bijna als een beschuldiging. Sam verslikte zich in de rook van zijn pijp. Het duurde even voor hij tussen het hoesten door kon antwoorden:
'Ik!?'
'Kom, Sam, biecht maar op. Je kunt ons er reusachtig mee helpen,' drong Dirk aan.
'Ik kan niets vertellen,' zei hij. Dirk stopte hem een bankbiljet in de hand. 'Je hoeft het niet voor niets te doen.'
Sam dacht even na en ging toen met Dirk de hut binnen.
'Ik had een kleine aankondiging in de krant gelezen,' vertelde hij. 'Er werd een beloning uitgeloofd voor wie het koffertje met het straalkacheltje kon terugbezorgen. Ik belde het aangegeven telefoonnummer op. Er is een man gekomen die ik naar Elia heb gestuurd.'
Dirk haalde de foto van Meck te voorschijn.
'Is dit de man?'
Sam stond een ogenblik naar de foto te kijken. Toen knikte hij, maar voor hij wat kon zeggen klonk er een harde tik op de deur. Sam gluurde door het raam. Hij zag niemand. Dirk ging op zijn tenen naar de deur. Hij gooide ze open, terwijl hij dekking zocht achter de deurpost. Er stak een pijl in de deur. Dirk trok hem eruit en pakte iets dat net boven de veren in de schacht zat. Het was een slordig afgescheurd stukje papier waarop een star, boosaardig kijkend oog stond getekend.
'Het boze oog,' zei hij.
Dirk liet het papiertje aan Sam zien. Die scheen erg onder de indruk. Zijn handen trilden toen hij de waarschuwing aan Dirk teruggaf.
Maar Dirk merkte het niet omdat hij gespannen door het raam keek naar iets dat zijn aandacht had getrokken. Hij ging naar buiten, sloop langs de hut en rende gebukt over het bruggetje.

Op het terrein in de naaste omgeving van de hut maakte Dirk van de bosjes en glooiingen gebruik om een plek met een kuil te besluipen. Boven de rand van de kuil trilde iets in de wind dat hij op het eerste gezicht niet goed thuis kon brengen. Het ging omhoog. Toen zag Dirk dat het een veer was die in een hoofdband was gestoken. Onder die band verschenen een paar pientere ogen.
Dirk sprong op en rende naar de kuil. Het was een jongen die de hoofdband met de veer droeg. Hij beloerde Dirk even en zette het toen op een lopen, terwijl hij een indianenkreet uitstootte. Dirk liep in de richting waar hij de jongen had zien verdwijnen. Hij ontdekte op een open plek een primitieve tent van bonestaken en jute. Je kon zien dat het ding een wigwam moest voorstellen. De plek was geheel verlaten en er was ook niemand in de tent.
Toen Dirk de omgeving afzocht doken de hoofden van enige jongens uit de struiken op. Ze droegen ook een hoofdband met en veer en hadden bogen bij zich.
De knaap die Dirk in de kuil had aangetroffen, kwam naar hem toe.
'Wat kom jij in ons kamp zoeken?' vroeg hij.
'De dappere krijger die deze pijl in de deur van Sam Suffie's hut heeft geschoten,' antwoordde Dirk met een ernstig gezicht, terwijl hij de pijl toonde.
'Dat ben ik,' zei de jongen.
'Hoe heet je?'
'Mark.'
'Kan ik je even alleen spreken, Mark?'
Uit de toon waarop Dirk het vroeg begreep Mark direct dat het niet om een grapje ging. Hij stuurde zijn vrienden weg. Toen ze alleen waren toonde Dirk de metalen pijlpunt.
'Gebruiken jullie zulke pijlen?'
'O nee,' zei Mark prompt. Hij toonde de pijlen waarmee ze schoten. Die hadden ze zelf uit dunne twijgen gesneden. De stompe kop was kort stukje vlier waaruit ze het merg hadden gedrukt en over de pijl geschoven.
Dirk bekeek de pijl met de metalen punt:
'Deze pijl hebben jullie dus niet zelf gemaakt?'
'Een man heeft hem mij gegeven,' bekende Mark.
'Hoe zag die man er uit?'
Mark dacht na, maar kon geen duidelijke beschrijving geven. Dirk toonde hem de foto's van Meck en Buf. Ze leken niet op de man die hij gezien had.
Dat verwonderde Dirk. Hij had gedacht dat het een van beiden was geweest. Hij hoorde Mark verder uit:
'Heeft die man je soms gevraagd de pijl bij Sam in de deur te schieten?'
Mark knikte.
'En jij hebt het toen maar gedaan!'
'Hij zei dat het een grap was,' probeerde Mark zich te verontschuldigen, want hij kon wel raden dat er iets mis was met die pijl. Dat stond duidelijk op het gezicht van Dirk te lezen.
'Als een vreemde man je iets dergelijks vraagt, doe je dat maar meteen?' vroeg Dirk.
Mark stond wat bedremmeld naar de grond te kijken en herhaalde:
'Hij zei dat het een verrassing was voor zijn vriend Sam Suffie. Daarna heeft hij een oog op een stukje papier getekend en het in de pijl gestoken.'
'Waar heeft hij je die pijl gegeven?'
Mark wees hem de plaats aan:
'Daar.'
Dirk onderzocht de plek en vond in een stuk vochtige aarde de afdruk van een rubberzool met een opvallend profiel.
De vrienden van Mark waren intussen nieuwsgierig naderbij gekomen. Dirk zette hen aan het werk. Ze moesten gips halen. Ze mengden het gips met water tot een vloeibare brij en goten een afdruk van het voetspoor.
Dirk moest nu wachten tot het gips voldoende hard was geworden en ging onderwijl naar de hut terug. De hut was gesloten. Op de deur hing een stuk karton met de mededeling:
VOOR ONBEPAALDE TIJD AFWEZIG
Sam Suffie had uit angst de benen genomen. In gedachten verdiept ging Dirk terug naar de plaats waar hij het voetspoor had gevonden. Zoals men meestal doet wanneer men in een probleem verdiept is, liep Dirk daarbij naar de grond te kijken, alsof daar de oplossing te vinden was. Niet ver van het voetspoor bleef hij staan om enkele stukjes wit papier op te rapen. Hij vergeleek ze met het stuk papier waarop het boze oog getekend was: ze kwamen van hetzelfde blaadje papier.
Dirk merkte dat er op een paar snippers wat stond geschreven. Hij zocht verder, verzamelde wat hij kon vinden en paste alle stukjes in zijn zakagenda weer bij elkaar. Hij kreeg het volgende resultaat:
... MOS A
..... ONC K
.. ELLE M
Dirk ondervroeg Mark. De man die de boodschap in de pijl had gestoken, had inderdaad de rest van het papier verscheurd en de snippers weggeworpen. Alle jongens hielpen mee om het terrein naar de ontbrekende snippers af te zoeken. Ze vonden er nog iin, waarop de letter V geschreven stond. Dirk paste hun vondst bij het onderste woord, dat nu VELLEM werd.

Dirk ging door de tuin naar de werkplaats van Nort. Hij droeg de gipsafdruk van de schoenzool in krantenpapier onder zijn arm. Het raam van de werkplaats stond open en toen Dirk binnenkeek zag hij er een vreemde pop staan. De pop was levensgroot en stelde een soldaat voor in een ouderwets uniform.
'Hallo Dirk!' werd er geroepen.
Dirk dacht eerst dat het de pop was die sprak. Het zou hem ook niet in het minst verwonderd hebben. Maar de stem leek te veel op die van Nort en ze kwam van buiten. Dirk keek omhoog toen hij gestommel boven zich hoorde. Nort stond in de dakgoot en wees naar de T.V.-antenne op de nok van het dak.
'Ik moest de antenne bijstellen.'
Dirk pakte de ladder aan die Nort hem toestak en plaatste ze tegen de gootrand. Nort daalde de ladder af en leidde Dirk in de werkplaats.
'Hoe vind je mijn nieuwe aanwinst?' vroeg Nort met de zelfvoldoening van de verzamelaar die een zeldzaam exemplaar op de kop heeft getikt. Omdat Dirk er de waarde en betekenis niet van scheen te vatten, verklaarde Nort:
'Ongeveer zeventig jaar geleden stonden er op de kermisorgels beelden die konden bewegen. Door een gelukkig toeval heb ik dit beeld ontdekt. Het werkte oorspronkelijk op de drijfkracht die het orgel deed spelen. Nu heb ik het aangepast aan de elektrische stroom. En het beweegt hoor! Kijk...'
Nort duwde de stekker van een verlengsnoer in de sokkel van het beeld. Het begon te zoemen en met een licht geratel maakte het hoekige gebaren met het hoofd en de armen.
'Vertel jij nu eens wat jouw onderzoek heeft opgeleverd.'
'Sam Suffie heeft ook een waarschuwing met het boze oog gekregen,' zei Dirk. Hij bracht verslag uit over wat er gebeurd was en gaf het afgietsel van de voetafdruk aan Nort.
'En dan is er nog dit,' vervolgde hij.
Dirk haalde zijn zakagenda te voorschijn en schikte de snippers op de tafel: 'Papiersnippers die ik bij de hut van Sam gevonden heb.'
Hij schoof er nog het stukje met het boze oog bij om duidelijk te maken dat alles van hetzelfde blaadje papier kwam.
'Dat lijkt wel een onvolledig adres,' zei Nort peinzend. 'Vellem is een dorp vijftien kilometer hier vandaan.'
'Is dat geen interessante ontdekking!?' vroeg Dirk trots.
'Inderdaad,' antwoordde Nort. Hij tikte met de vinger op de gipsafdruk. 'Dit zou wel eens heel vlug te pas kunnen komen...'
Dirk keek hem vragend aan. Nort zei alleen:
'Kom!'
Hij wenkte Dirk om hem te volgen en ging het trapje op dat naar de zolder leidde.
Nort knipte het licht aan. Een eigenaardige, vrij dikke buis stak door het dak. Nort verklaarde:
'Dit is de periscoop van een afgedankte duikboot. De uitkijk zit in de schoorsteen op het dak verborgen.'
Hij keek in de periscoop en zocht, langzaam draaiend, de omgeving van het landhuis af. Op een bepaald punt hield hij stil en nodigde Dirk uit te kijken.
Dirk deed het en zag een man die achter een struik verborgen zat. Hij bespiedde daar vandaan het huis met een verrekijker.
'Dat moet de man zijn de het boze oog op de deur van Sam Suffie's hut heeft laten schieten,' zei Nort. 'Hij is op het terrein gebleven tot jij kwam. Hij heeft je in de gaten gehouden en is je toen hierheen gevolgd.'
Dirk daalde met Nort de rap af naar de werkplaats. Hij was een beetje boos op zichzelf omdat hij verzuimd had zijn voorzorgen te nemen. Hij had erop moeten letten of hij niet achtervolgd werd. Terzelfder tijd groeide zijn ontzag voor Nort, die op alles voorbereid scheen te zijn.
'Wat gaat u doen?' vroeg hij.
'Proberen hem te vangen. En jij kunt me daarbij helpen,' antwoordde Nort.
Hij liet Dirk bij het open raam plaats nemen:
'Trek de aandacht van de bespieder, terwijl ik hem besluip. Doe alsof je met me spreekt. Maak veel gebaren.'
Terwijl Nort verdween om aan de achterkant het huis te verlaten, kweet Dirk zich van zijn bijzondere opdracht. Om niet in de leegte te moeten praten voerde hij een levendig gesprek met de mechanische pop. Het was maar goed dat die niet kon antwoorden. Dirk had nog nooit in zijn leven zoveel onzin uitgekraamd.
Intussen naderde Nort in een wijde boog de man van achteren. Toen hij zo dicht bij de bespieder gekomen was als de struiken het hem toelieten, spurtte hij er heen. De kerel hoorde hem. Hij wipte op en wilde Nort met zijn kijker neerslaan. Nort gooide zich voor zijn voeten, zodat de man over hem heen tuimelde. De kijker vloog een eind verder in het gras. In de worsteling die daarop volgde kreeg de kerel Nort van achteren om het middel te pakken. Nort boog zich met een ruk voorover , greep tussen zijn gespreide benen door het been van zijn tegenstander en trok hem zo uit zijn evenwicht. De man sloeg achterover tegen de grond.
Dirk kwam direct op het lawaai van het gevecht afhollen. Met zijn hulp sloeg Nort de bespieder in de handboeien. Ze brachten hem in de werkplaats en lieten hem op een bank zitten.
Nort haalde de gipsafdruk en beval: 'Laat de zool van je schoen zien.'
Omdat hij niet dadelijk gehoorzaamde tilde Dirk zijn voet op. Het profiel van de rubberzool stemde precies overeen met dat van de afdruk.
'Mooi!' zei Nort.
En auto stopte voor het huis. Twee agenten sprongen eruit. Nort wees naar de bespieder:
'Neem hem mee. En zeg tegen commissaris Talboom dat ik kom.'
Hij keerde zich daarop naar Dirk: 'Ik had voor alle zekerheid je vader opgebeld.'




Terug naar de inhoudsopgave

Vorige (1e) / Volgende (3e) hoofdstuk